Hoe vaak merk je als leerkracht niet dat één kind de sfeer in de klas volledig kan bepalen?
Je bent net lekker bezig, en ineens zorgt een opmerking of actie ervoor dat de aandacht compleet afdwaalt. Neem bijvoorbeeld Lars, die midden in je uitleg ineens begint te praten met zijn buurvrouw. Voor je het weet, kijken alle kinderen naar hem in plaats van naar jou. Op zulke momenten komt het aan op slim en subtiel handelen. Met een paar eenvoudige “goocheltrucs” kun je de aandacht weer terughalen, zonder de hele klas uit de les te halen. Je kunt op een speelse manier met dit soort situaties om gaan en zelf de regie te houden.
Soms kan het helpen om de aandacht van ongewenst gedrag op een speelse manier te verplaatsen. Zo kun je het gedrag bijsturen zonder een directe confrontatie. Hier zijn drie manieren om dit te doen:
Goochelen met het onderwerp
Bij deze aanpak verleg je het gesprek naar een ander onderwerp, zodat de focus verschuift van het gedrag naar de les. Dit kan bijvoorbeeld zo gaan:
Voorbeeld 1:
Leerkracht: “Sanne, ga maar even naar de time-outplek.”
Sanne: “Waarom?”
Leerkracht: “Volgens mij heb je me prima gehoord, we gaan nu verder met de les. Wie weet het antwoord op de som op het bord?”
Voorbeeld 2:
Finn (mopperend): “Waarom moet ík altijd als enige weg?”
Leerkracht: “Het is net als in de sport, Finn, als de scheidsrechter fluit, dan klopt het – zo werkt het hier in de klas ook.”
Hoewel deze aanpak niet altijd garandeert dat een kind zoals Sanne direct vertrekt, is de kans groot dat het storende gedrag afneemt. Door de aandacht subtiel te verleggen, krijgt het kind minder ruimte om door te gaan met de discussie.
Goochelen met tijd
Door met tijd te “goochelen,” geef je jezelf de ruimte om het gedrag op een geschikt moment en plaats aan te pakken. Deze aanpak werkt goed wanneer zelfstandig werken goed loopt in de groep. Zo krijg je de kans om een probleem even te parkeren en op een rustig moment te bespreken. Dit voorkomt escalatie en zorgt dat jij de regie behoudt.
Voorbeeld 1:
Leerkracht: “Waarom ben je niet aan het werk, Sam?”
Sam: “Weet ik niet.”
Leerkracht: “Oke, dan kom ik straks tijdens het zelfstandig werken even bij je langs.”
Voorbeeld 2:
Leerkracht: “Hoe komt het dat je nog niet begonnen bent, Emma?”
Emma: “Ik heb geen zin.”
Leerkracht: “We praten er straks even over. Begin maar vast, en ik kom er zo bij.”
Zo hoef je niet eindeloos te wachten tot het kind gehoor geeft aan je instructie en voorkom je onnodige escalatie. Door even weg te lopen na de correctie, blijf je zelf in controle.
Goochelen met plaats
Met deze aanpak verleg je niet alleen de aandacht, maar ook de plaats van het gesprek, zodat je het kind op een gepast moment en plek kunt aanspreken. Dit werkt goed om storend gedrag in te perken zonder de rest van de klas te storen.
Voorbeeld 1:
Een kind, zoals Thomas, komt naar je toe terwijl je aan de instructietafel zit.
Thomas: “Waarom is dit fout?”
Leerkracht: “Ga maar vast terug naar je plek, dan kom ik je dat zo uitleggen.”
Voorbeeld 2:
Nora loopt rond terwijl jij bezig bent met een kleine groep.
Leerkracht: “Ik zie dat je rondloopt, Nora. Ga maar zitten, dan help ik je zo.”
Zo blijft de controle bij jou, en geef je op een rustige manier aan wat de verwachting is zonder het ritme van de les te verstoren.
Goochelen van inhoud naar relatie
Als de band met een kind niet soepel loopt, is het verleidelijk om te focussen op de inhoud (moeilijker werk geven, of juist meer instructie) en het kind zelfstandig te laten werken. Maar soms werkt het beter om te investeren in de relatie. Onthoud dat communicatie voor 20% over de inhoud gaat en maar liefst 80% over de relatie. Door daarop te focussen, creëer je een prettige sfeer waarin kinderen gemotiveerd blijven.
Voorbeeld 1:
Lisa: “Wat moet ik doen als ik deze bladzijde af heb?”
Leerkracht (op inhoudsniveau): “Ga maar door naar de volgende bladzijde.”
Leerkracht (op betrekkingsniveau): “Wat goed, Lisa, dat je dit al af hebt! Werk maar lekker door naar de volgende.”
Voorbeeld 2:
Daan: “Heb ik het goed gedaan?”
Leerkracht (op inhoudsniveau): “Ja, dat heb je goed.”
Leerkracht (op betrekkingsniveau): “Wat knap dat je dit helemaal zelf hebt gedaan, Daan! Ga zo door!”
Door de nadruk te leggen op positieve bevestiging en relatie, versterk je het vertrouwen van het kind. Zo ontstaat een open en prettige werksfeer, wat vaak de motivatie en inzet bevordert.
Met deze “goocheltrucs” kun je op verschillende manieren met aandacht spelen en omgaan met situaties waarin kinderen wat extra sturing nodig hebben.
Hoe of waarmee goochel jij in jouw groep?
Bron: Lessen in orde op de basisschool (Teitler & van Brussel, 2021)