Als ik de klas binnenkom, zijn de kinderen net de tafels in een toetsopstelling aan het zetten. Het is donderdagmiddag, maar er moeten nog wat Cito’s en rekentoetsen afgemaakt worden. De kinderen die klaar zijn, werken aan hun weektaak.
Drie meiden blazen: ‘Pffff….. geen zin in’. Ze kijken elkaar aan. De leerkracht geeft aan dat ze nu toch echt aan de slag zullen moeten, want de toets ‘moet wel een keer klaar zijn.’
Er is rust. Er zijn kinderen met wat vragen en de leerkracht loopt door de groep, tussen de tafels door om iedereen met een vraag te kunnen bedienen. De afspraak is: ‘We blijven op onze plek.’
Sara loopt naar de plek waar de potloden geslepen worden en binnen no-time staat Elise erbij. Ze kijken samen de klas in, terwijl ze potloden slijpen. De blikken gaan richting links-achterin. Daar zitten Fleur en Jasmijn naast elkaar. De blikken tussen Fleur en Sara zijn dodelijk. Elise en Jasmijn zien het gebeuren, maar zeggen niks.
Op een gegeven moment ziet de leerkracht de twee meiden staan en sommeert ze te gaan zitten: ’De afspraak was dat je op je plek blijft tijdens de toets.’ Ze gaan terug naar hun plek. Sara kijkt een paar keer achterom, met een donderblik, en krijgt een venijnige blik van Fleur terug.
Dan pakt Fleur een stukje papier, schrijft er wat op, geeft het door aan Jasmijn. Na een paar minuten staat Jasmijn op, om naar de wc te gaan. Op weg naar de deur, laat ze het briefje bij Sara op tafel vallen. Het briefje wordt gelezen en ‘bij de hand’ gehouden. Want Jasmijn komt zo terug van het toilet en neemt het briefje voor Fleur mee terug…..
Op een gegeven moment roept Gijs: ‘Meester, ze geven briefjes door.’ Waarop de meester reageert met: ’Meiden, dat doen we hier niet.’
Het ‘briefjes, potloden en venijnige blikken-gedoe’ blijft bezig. De meester onderschept een briefje, stopt het in zijn zak. Hij gaat door met zijn rondje. En de meiden ook, maar dan met seinen. Na een half uur moeten de toetsen klaar zijn. Iedereen is klaar, behalve….
Je raad het al. De vier meiden. Tja, die waren druk met andere dingen. Ze hadden helemaal geen tijd om die toets te maken! De meester zucht: ’Nou, morgen maar weer verder dan.’
En ik dacht…Waarmee? Met briefjes en bozen blikken en meidenvenijn?
Vaak voel je het al als je de klas binnenkomt. Er hangt een bepaalde spanning in de lucht. Oogcontact dat net te lang duurt, een fluistering die snel verstomt zodra je als leerkracht dichterbij komt. Niemand zegt het hardop, maar jij weet: hier speelt iets. En als je wat verder doorvraagt, hoor je termen als ‘BFF’, ‘niet meer mijn vriendin’ en ‘ze doet ineens zo raar’. Dit is meidenvenijn en in groep 6 begint het vaak echt vorm te krijgen.
Wat is meidenvenijn eigenlijk?
Meidenvenijn is het middel om voor meisjes-meisjes om de rangorde te bepalen én te bewaken. Het is tegelijkertijd een machtsmiddel en een sociaal experiment in populariteit.
Het is een vorm van relationele agressie, waarbij meiden elkaar buitensluiten, roddelen of manipuleren zonder direct openlijk ruzie te maken. Anke Visser, expert op dit gebied, beschrijft hoe deze sociale dynamiek zich bij meisjes anders ontwikkelt dan bij jongens. Waar jongens eerder fysieke confrontaties aangaan, speelt het conflict bij meisjes zich vaker af onder de oppervlakte. Het draait om sociale status, groepsdruk en de angst om zelf buitengesloten te worden (Visser, 2016).
In groep 6 begint deze dynamiek vaak sterker te worden. Vriendschappen worden hechter, maar ook ingewikkelder. Meisjes willen ergens bij horen en gebruiken subtiele strategieën om hun positie te versterken. Dat kan betekenen dat een ander expres wordt buitengesloten of dat er stille machtsspelletjes worden gespeeld.
Hoe herken je meidenvenijn?
Soms lijkt alles op het eerste gezicht prima, maar zijn er signalen dat er onderhuids veel speelt. Let op deze signalen:
Onzichtbare ruzies: er is geen openlijke confrontatie, maar je voelt dat er spanning is.
Dynamiek die steeds verandert: vandaag beste vriendinnen (BFF), morgen negeren ze elkaar.
Subtiele of verborgen pesterijen: meiden sluiten elkaar uit door bijvoorbeeld groepsappjes te maken zonder iemand uit te nodigen.
Schijnbare harmonie: alles lijkt goed, maar één leerling trekt zich steeds meer terug.
Wat kun je als leerkracht doen?
Gelukkig kun je als leerkracht veel betekenen om meidenvenijn te doorbreken en een veilige groep te creëren.
Maak het bespreekbaar
Praat met de groep over wat een fijne vriendschap is en wat niet. Gebruik bijvoorbeeld de werkvorm ‘een fijne klasgenoot’ en maak daar ‘een fijne vriendin’ van. Wat doet een fijne vriendin, zegt een fijne vriendin, is een fijne vriendin? En vooral ook: wat doet ze niet? En maak ook duidelijk dat een je niet altijd persé vriendinnen hoeft te zijn, maar dat je in de groep wel fijn met elkaar om kunt gaan als klasgenoten.
Maak gebruik van de groepsmissie en groepsafspraken
Staat er iets over een fijne sfeer, aardig zijn etc. in jullie groepsmissie of afspraken. Bespreek dan met de meiden wat hun bijdrage daarin is. Welke afspraak vinden ze belangrijk om het fijn met elkaar te hebben?
Leer de meiden open communiceren
Vaak vermijden meisjes directe confrontaties. Leer ze hoe ze hun gevoelens kunnen uitspreken zonder te kwetsen. Het is belangrijk om regelmatig het gesprek aan te gaan. Ze hebben het nodig om gezien en gehoord te worden. Maar ook leren om hun gevoelens onder woorden te kunnen brengen op een goede manier.
Werk aan groepsvorming
Blijf investeren in positieve groepsactiviteiten. Laat kinderen samenwerken in wisselende samenstellingen en bespreek groepsnormen. Refereer steeds aan jullie groepsmissie en afspraken.
Observeer en stuur bij
Houd in de gaten hoe de sociale verhoudingen in de groep veranderen. Spreek meiden aan op negatief gedrag en benoem ook positief sociaal gedrag als voorbeeld. Maar ook: Geef complimenten op het moment dat het goed gaat en reflecteer met ze. Laat ze succeservaringen opdoen.
Meidenvenijn verdwijnt niet vanzelf. Door het actief te signaleren en bespreekbaar te maken, kun je als leerkracht een wereld van verschil maken. Want uiteindelijk wil je dat elk kind zich veilig voelt in de groep. En dat begint bij bewustwording, zowel bij jou als bij de meiden zelf.
Tip voor voor praktische doe-activiteiten:
Een roze bril: Meidenvenijn op de basisschool (Anke Visser, 2016)
(Een doeboek voor leerkrachten en IB’ers die meidenvenijn zien en houden van aanpakken.)