Abraham Maslow stelde het al in 1943: men kan pas overgaan op denken en functioneren op een hoger niveau, als in onze basisbehoeften, zoals veiligheid en het gevoel erbij te horen, is voorzien (Maslow, 1943). Na Maslow is er ontzettend veel onderzoek naar de werking van ons brein gedaan. We begrijpen nu dat veiligheid en erbij horen noodzakelijk zijn voor de optimale werking van ons brein. Het blijkt zelfs, dat als we ons niet veilig voelen een deel van het brein, de amygdala, wordt gestimuleerd waardoor het cognitief functioneren belemmerd wordt. Nu een vraag: wat zou dit betekenen voor de resultaten in een groep? Het antwoord heb ik gisteren gezien!
In deze weken, vol met Cito’s, liep ik door de gang en zag dat een leerkracht de vaardigheidsgroei van zijn groep, op individueel niveau, op zijn digibord had getoverd. Mijn eerste gedachte was; zó, dat is knap (en gedurfd)! Enerzijds omdat de leerkracht de resultaten liet zien aan de héle groep. Anderzijds omdat ik schitterende resultaten zat. De hele groep had groei doorgemaakt op rekengebied. Sommige kinderen waren zelfs twee niveaus gestegen. Ik zag een trotse leerkracht en kinderen vol verbazing kijken. Ze waren zo ongelooflijk trots op zichzelf. En terecht.
Mijn tweede gedachte was; wat moet het voor kinderen dan toch heerlijk zijn om bij een leerkracht in de klas te zitten die zorgt voor een veilig klasklimaat. Een klas waarin je sámen leert. Waarbij je elkaar helpt wanneer het nodig is. Deze groep was aan het begin van het jaar een samengestelde groep. De eerste weken is de leerkracht bewust bezig geweest met groepsvormingsactiviteiten, de missie, de regels en…. daar plukt hij nu de vruchten van!
In het kader van denken in oplossingen én het horen en zien van de kinderen, gaf de leerkracht vandaag een mooi voorbeeld. Hij hoorde van ouders en kinderen dat sommigen het zo lastig vinden om na schooltijd (en dan voornamelijk woensdagmiddag) wat af te spreken. Sommigen zijn te snel weg, anderen denken er thuis pas aan en dan is het te laat. Om het samen spelen na schooltijd te stimuleren heeft hij het volgende bedacht: Op dinsdag, na de ochtendpauze, krijgen de kinderen tien minuten om even met elkaar ideeën uit te wisselen of wat af te spreken voor woensdagmiddag.
Ik vond het een geweldig idee. Ik heb zijn idee aangevuld met het inzetten van een coöperatieve werkvorm hierbij. Door een coöperatieve werkvorm te gebruiken bied je structuur aan de activiteit. Dit maakt het voor kinderen met een specifieke onderwijsbehoefte extra veilig. Ze weten zeker dat ze een ‘maatje’ hebben. Daarnaast geeft het een gevoel van positieve wederzijdse afhankelijkheid en voelen kinderen zich geaccepteerd.
Een voorbeeld van een coöperatieve werkvorm, of coöperatieve structuur zoals Kagan (2013) het noemt, is Mix en Koppel. Bij deze werkvorm zou je verschillende ’thema’s’ toe kunnen passen. De ene keer laat je de kinderen hun favoriete hobby noteren, de andere keer hun favoriete sport, boek, etc. Of wat denk je van talenten? Waar is een kind goed in? Op deze manier leren kinderen elkaar nog beter kennen. Of misschien wel ‘echt’ kennen. Essentieel is wel steeds de laatste stap: Tweepraat (om en om). Het gaat uiteindelijk om het gesprek wat kinderen hebben. In een gesprek ‘ontmoeten’ ze elkaar en komen ze erachter wat de interesses zijn.
En nu nog even terug naar de groep. Ze hebben vandaag al bedacht wat ze morgenmiddag gaan doen…. ze gaan zwemmen. Met z’n allen! Hoe gaaf is dat?!