Vorig jaar had ik een bijzondere observatie. Twee verschillende dagen, twee verschillende leerkrachten, en een wereld van verschil. Vooral één jongen viel op. De ene dag rustig en betrokken, de andere dag opstandig en boos. En er was nóg een verschil: Het knuffelbeertje op tafel.

Het klinkt misschien klein. Maar het ís groot. Dat beertje stond symbool voor iets veel groters: veiligheid.

 

Op 8 mei 2025 volgde ik de masterclass De Traumasensitieve School van Anton Horeweg en Ingrid van Essen. Een inspirerende en leerzame dag over hoe ingrijpende ervaringen het gedrag van kinderen kleuren. En hoe jij als leerkracht – zonder therapeut te zijn – een wereld van verschil kunt maken.

Je hebt vaker met trauma te maken dan je denkt

Traumasensitief lesgeven begint met de erkenning dat de gevolgen van trauma ernstig zijn. En dat je vaker kinderen in je klas hebt met trauma dan je denkt. We hebben het dan over de bekende ACE’s – Adverse Childhood Experiences – zoals mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik, ouderlijke verslaving, huiselijk geweld of scheiding. Maar ook armoede, langdurig gepest worden, vluchtelingenervaringen, of de coronapandemie zijn voorbeelden van ingrijpende ervaringen die níet in de oorspronkelijke ACE-studie (Felitti et al. 1998) stonden, maar wel grote impact hebben.

Wat ik vooral confronterend vond, waren de cijfers:
– Zo’n 44–61% van de kinderen heeft één of meerdere ACE’s meegemaakt.
– In het speciaal (basis)onderwijs loopt dat zelfs op tot 78–99%.

En dat zie je terug in het klaslokaal: in gedrag, leerproblemen en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Dat wil niet zeggen dat je nu alle kinderen moet gaan ‘testen op trauma’. Het betekent simpelweg dat je alert bent op de mogelijkheid dát.

Wat zit er onder de waterlijn?

Traumatisch gedrag zie je zelden als zodanig. Je ziet een kind dat zich terugtrekt, of juist alles wil controleren. Een leerling die niets zegt, of juist overal tegenaan schopt. Je ziet boosheid, brutaal gedrag, onverschilligheid, please-gedrag.

Maar wat zit eronder?

Vaak paniek. Wantrouwen. Schaamte. Schuldgevoel. Verdriet. Angst voor controleverlies. Een gevoel van minderwaardigheid.

Als je de gevolgen van trauma snapt, zie je ook dat ‘lastig gedrag’ meestal geen onwil is, maar onvermogen. Het gedrag is een signaal. De top van de ijsberg. En als je écht wilt helpen, moet je kijken naar wat eronder zit.

Daar moet je op focussen. Dáár ligt de sleutel. Gedrag verander je pas als je iets kunt doen met de onvervulde behoefte die eronder zit.

Mijn praktijkvoorbeeld: het beertje op tafel

Vorig jaar begeleidde ik twee leerkrachten met een pittige groep. Er speelde veel, de dynamiek was complex. Eén jongen viel me op. Bij de ene leerkracht was hij stil, rustig, deed hij mee. Ook hij had een beertje op tafel staan, dat hij af en toe vasthield.

Bij de andere leerkracht – zijn duo – was hij boos, opstandig, liep hij soms zomaar de klas uit. Het beertje ontbrak….

Tijdens de nabespreking vertelde de eerste leerkracht dat hij het beertje mocht gebruiken als steun. “Als hij spanning voelt, pakt hij het even. Daarna kan hij weer door.” De ander zei: “Bij mij mag er geen speelgoed op tafel.” 

Ik denk dat je al weet wat hier speelde. Een kind dat zich met behulp van een knuffeltje staande hield, verloor zijn houvast – en daarmee zijn gedrag.

Dat is traumasensitief lesgeven: de ander écht zien. Zonder te ‘fixen’. Maar wel met begrip en afgestemd handelen.

Kijken met een traumabril: wat is er echt aan de hand?

Traumasensitief lesgeven vraagt om een andere bril. In plaats van: “Waarom doet hij dit nou weer?”, stel je jezelf vragen als:

  • Wat wil dit kind mij vertellen met zijn gedrag?

  • Welke behoefte zit hieronder?

  • Wat is er écht aan de hand?

  • Wat ging eraan vooraf?

  • Welke trigger heb ik misschien gemist?
    – Was de opdracht te moeilijk?
    – Heb ik iets gezegd dat iets opriep?
    – Speelde er iets met een klasgenoot
    – Was er spanning thuis?
  • Wat heeft dit kind nodig om zich veilig te voelen?

Triggergevoeligheid is groot

En triggers kunnen van alles zijn:

De toon van je stem. Boos oogcontact. Sarcasme. Drukte in de klas. Een geur, een geluid, een onverwachte overhoring. Zelfs een zonnige dag kan een trigger zijn…. Door die vragen te stellen, ontdek je wat er achter het gedrag zit. Dan zie je: het kind is niet opstandig, het is gespannen. Het is niet brutaal, het voelt zich onveilig. Het is getriggerd. En dat vraagt geen straf, maar co-regulatie

En nee, dat betekent niet dat je alles maar goedkeurt. Grenzen blijven nodig. Maar je stelt die grens op een manier die de relatie in stand houdt. En die recht doet aan wat het kind nodig heeft.

Grenzen stellen én veiligheid bieden

Traumasensitief werken betekent níet dat je alles laat gebeuren. Je stelt grenzen – maar wél op een manier die het contact behoudt.

“Hoe laat ik het kind op een moeilijk moment voelen: jij bent nog steeds welkom, ook met dit gedrag?

Kinderen hebben veilige structuren nodig:

  • Heldere gedragsverwachtingen
  • Vaste routines (ook bij overgangen)
  • Safe spaces: een rustige hoek, stressbal, tekenmateriaal, doekje met vertrouwde geur
  • Coöperatieve werkvormen en warme relaties in de klas

Zorg dat er ruimte is voor emoties én herstel. Het kind moet ervaren: ik hoor erbij, precies zoals ik ben. Soms is dat een rustige plek. Een verstopstoel. Een bewegingstussendoortje. Een time-in-plek. Soms is dat gewoon even gezien worden. Een knikje in de gang. Een check-in bij binnenkomst.

Een gedeelde verantwoordelijkheid

Wat we nodig hebben in school, is een raamwerk dat ruimte biedt aan preventie, interventie én herstel. Een gedeelde taal in het team. Een heldere visie op gedrag. En lef om je eigen perspectief bij te stellen.

Want ja, het is spannend om los te laten. Om niet direct in te grijpen als iemand de klas uitloopt. De angst: Straks wordt het chaos. Maar als je met een traumasensitieve blik kijkt, zie je dat er juist rust ontstaat.

We weten vaak niet van de trauma’s van de kinderen in de klas. Maar we weten wél dat trauma veel voorkomt. En dat het de school binnensluipt, elke dag weer.

Tijdens de masterclass popte er nog een voorbeeld bij me op. Ik heb het in een eerder blog geschreven.  Over een meisje wat mij een K*T-mevrouwtje noemde. Weet je het nog? Heb je ‘m gelezen. Anders even doen. Een ander mooi voorbeeld in het kader van Traumasensitief onderwijs.

Tot slot

We hoeven het niet te weten.
We hoeven het niet te fixen.
Maar we moeten het wél meenemen in hoe we kijken, denken en handelen.

En soms… begint dat gewoon met het toestaan van een beertje op tafel.

Het is hoe jij als leerkracht – zonder therapeut te zijn – een wereld van verschil kunt maken.